• Spaans woordenschat
La ropa de hombre
(Herenkleding)
het overhemd, hemd
de mouw
de kraag
de zak
de knoop / de knop
het T-shirt
het pak, het kostuum
de stropdas, de das
de knoop
de lange broek, de broek
de spijkerbroek (f), de jeans (m)
de korte broek
de riem
de gesp
de hoed
het ondergoed
de onderbroek, de slip
de boxershort
de sokken
de schoen
de schoenveter, de veter
de zool
de laars
de tennisschoen
de sandaal
de teenslippers, de slippers
de pantoffels, de sloffen
de badjas, de badmantel
het vest
de pet
de ritssluiting, de rits
de smoking, het smokingkostuum
de vlinderdas, de strik
la camisa
la manga
el cuello
el bolsillo
el botón
la camiseta
el traje
la corbata
el nudo
los pantalones
los pantalones vaqueros, los vaqueros
los pantalones cortos
las bermudas
el cinturón
la hebilla
el sombrero
la ropa interior
el calzoncillo
los boxers
el calcetín
el zapato
el cordón
la suela
la bota
la zapatilla de deporte, la deportiva
la sandalia
las chanclas
la zapatilla
el albornoz, la bata
el chaleco
la gorra
la cremallera
el esmoquin
la pajarita, el corbatín